De Pronkgevel

Evert ter Schierle en zijn vrouw Henderkien Reinders vestigden zicht omstreeks 1611 in Coevorden en werden in het burgerboek ingeschreven als Effert ter Schyerlo en Hyndryckyenn Reyners. Zij hadden tegen de gebruikelijke betaling het burgerrecht van de in opbouw zijnde vestingstad verkregen, maar dat betekende niet, dat Evert ook een overheidsambt zou kunnen bekleden. Hij was namelijk Rooms-Katholiek, afkomstig uit Groningen en behoorde tot de toonaangevende families, die na de verovering van de stad door Maurits de oude godsdienstige gezindheid trouw waren gebleven. Alleen aanhangers van de hervormde leer konden echter onder de nieuwe staatsvorm ambten of overheidsfuncties vervullen. Maar Evert zat daar niet mee. Hij was een bemiddeld lakenkoopman en kon zich hier al snel verzekeren van een uitgebreide klantenkring.

Het huis, dat het echtpaar in de Friesestraat liet bouwen, had één verdieping en de voorgevel was versierd met links en rechts twee engelenkopjes met vleugels en daartussen gevelsteen. Als gelovig man beval Evert op deze steen in de streektaal van die tijd zijn huis in de hoede van de Heer aan. Als volgt: ‘Ach Godt las dich bevole sein, dit Haus en die da wonen in, auf das Dein Almechtige Hant, dat selbe bewar vor roef und brant’.

Everts zaken bleken zeer winstgevend en om zijn kostbare koopwaar op een veilige plaats op te slaan, liet hij in 1631 op zijn huis een pakhuiszolder bouwen. De voorzijde hiervan liet hij als ‘pronkgevel’ uitvoeren, waardoor hij de Coevordenaren eens kon laten zien, hoe goed het hem wel niet ging. Het werd een zogenaamde renaissancegevel, overdadig versierd met Jacobsschelpen als symbool van zijn handel, met de Drie Koningen als teken van zijn katholieke overtuiging en met twee mannen- en twee vrouwenkoppen. De gevel werd oorspronkelijk bekroond met een wereldbol dragende Atlas op de nok en een borstbeeld van Maurits tussen de ramen van de tweede verdieping. Heel bijzonder in dit overdadig aandoende geheel waren de twee in “Statenbijbel-Nederlands’ luidende opschriften, die op welhaast calvinistische wijze het ‘Gedenk te sterven’ verkondigden. Het bovenste, met betrekking tot Atlas’zware taak luidt: ‘Siet, hoe ick drage mine last, ellick moet dragen, dat is fast, bemoyede hem ellick met het sine (Als iedereen zich met het zijn zou bemoeien) het war best, want ellick sal tsine motten draegen op het lest’. Het tweede, refererend aan de epidemieen, die Coevorden nogal eens teisterden: ‘Menschen, gij moet starven, gedenkt gij de saelicheit te arven, so laetet staen die ungerechticheit, dat gij daerom niet kompt int vordreit (in het verdriet). Anno 1631’

Evert ter Schierle overleed in 1646 en zijn vrouw in 1652. Hun dochter Geertruida trouwde met de hoge militaire ambtenaar doctor Johannes Bosch en werd hervormd. Zij werd naast haar man in de hervormde kerk begraven en hun zerk is daar altijd nog aanwezig.

Het huis met de pronkgevel kwam gedurende de volgende eeuwen in andere aanzienlijke handen en het werd onder andere door verschillende burgemeesters bewoond. In 1901 kocht Albert Tijink het pand en begon in het achterste deel een bakkerij. Het voorste gedeelte werd bakkerszaak en de hoge stoep met de drie treden ervoor werd afgebroken. De beide ramen naast de deur werden verbouwd tot etalageramen. Zoon Jan Tijink, getrouwd met cafédochter Sientje Abels, nam in 1927 het bedrijf over. Sientje werkte mee in de zaak en probeerde ‘achter ‘t laatje’ (achter de toonbank) zo veel mogelijk te verkopen. Ze was erg gesteld op het prachtige oude huis, maar voelde zich in de nauwe donkere gangen aan weerszijden nooit op haar gemak. Daar zaten ook nog vleermuizen! In 1964 kocht Jan Diek uit Vroomshoop het pand. Hij begon er een chocolaterie in en liet de grauw geworden gevel in 1969 restaureren. Onder leiding van Corneille F. Jansen, directeur van Monumentenzorg en in Coevorden zeer bekend, werd de gevel zo mooi als hij sinds mensenheugenis niet was geweest. Het schilderwerk was dan ook verricht door de toen in Coevorden zeer bekende huisschilder Wiebe Koelink. Het vrouwenbeeld op de nok, dat na een storm Atlas had vervangen, was niet meer om aan te zien. en werd vervangen door een pinakel.

Het borstbeeld van Maurits verdween ook. Op ongedachte wijze, want het werd ‘s nachts gestolen. De sokkel tussen de beide ramen bleef dus leeg.

In 1981 werd de gevel weer gerestaureerd en in 1993 opnieuw. De sokkel was al die tijd leeg gebleven en dat verdroot Jan Diek zeer. Kort voor de derde restauratie bood beeldhouwer Karoly Szekeres aan zijn jongste dochter Yvette in steen vereeuwigd op de sokkel te plaatsen. Jan én Yvette voelden daar wel voor en na lang aandringen kreeg Diek eindelijk toestemming van Monumentenzorg. Zo werd op dinsdag 29 juni 1993 het meisjesbeeld van Yvette door haarzelf en haar zus onthuld. De avond daarvoor had Jan Diek na plechtig beloofde geheimhouding het borstbeeld van Maurits van een berouwvolle zondaar teruggekregen.

Jan Diek besloot in 1999 zijn winkel te sluiten en verhuurde het pand aan het horeca echtpaar Anton en Ria Zwart-Talens. Zij verbouwden het inwendige tot een sfeervol restaurant met verhoogd bargedeelte en een lambrisering van donker hout. Eind maart 2000 werd onder de naam Stadscafé Vancouver (van Van Coevorden naar George Vancouver) in gebruik genomen. Zo kreeg het huis met de zeventiende-eeuwse pronkgevel weer een zinvolle bestemming. Als gezellig café en in de weekeinden ook als podium voor akoestische concerten. Sinds enkele jaren is het bedrijf in het bezit van Henri en Rianne van Ringen, die het op dezelfde voet voortzetten.

En Maurits? Maurits is ook gerestaureerd en staat nu op de lambrisering in de gelagkamer, vanwaar hij neerkijkt op de gasten. Evenals Yvette, die buiten het winkelend publiek in de Friesestraat in de gaten houdt. Sta er eens enkele momenten bij stil, bij dit uniek eeuwenoude monument of ga er eens voor wat langere tijd naar binnen.

2010 Mo(nu)mentjes in Streek en Stad – Huib D. Minderhoud