Toen bij Koninklijk Besluit van 1 januari 1829 het begraven in kerken en in de bebouwde kom verboden werd, legde men in Coevorden de Algemene Begraafplaats aan. Pastoor Weenink besloot toen tot de inrichting van een eigen rooms-katholieke begraafplaats, waar de beminde gelovigen in gewijde aarde ter aarde besteld konden worden. Hij kocht in 1830 voor 250 gulden een stuk grond in de bocht van de Looweg en liet er een eenvoudige dodenakker inrichten. In 1849 werd er een kapel “ter beaarding van de lijken” op gebouwd.
Veel aandacht werd er niet aan de begraafplaats besteed en toen pastoor Pauw in 1866 aantrad, ergerde hij zich zo aan de verwaarloosde toestand, dat hij de kapel maar een schuur noemde. Hij besloot tot maatregelen en in 1870 werd er een nieuwe kapel gebouwd. Dat was nog niet genoeg, vond hij, want konijnen en ander wild en ook loslopende honden woelden soms graven om en richtten vernielingen aan. Er moest daarom een muur om de begraafplaats gebouwd worden en de pastoor ging hiervoor geld inzamelen. In 1874 was het zover. De muur verrees en er kwam een toegangshek aan de straatkant.
Aan weerszijden liet Pauw de teksten: “Wat gij nu zijt, was ik voordezen” en “Wat ik nu ben, zult gij dra wezen” aanbrengen.
Natuurlijk gebeurde dit met de intentie de gelovigen en voorbijgangers bij de eindigheid van hun aards bestaan te bepalen, maar de waarschuwende regels kregen ook een heel andere uitwerking. Vooral door de grafstenen erachter wekten ze bijgelovige angstgevoelens op en het was dus ook niet verwonderlijk, dat er al snel verteld werd, dat het bij het “katholiek kerkhof spookte”. In 1879 bleek dit maar al te waar te zijn.
Toen werd de postkoets in de avondschemering tot stilstand gebracht door een overstekend spook. De witte gedaante zweefde vlak voor de paarden langs, die onmiddellijk begonnen te steigeren en niet meer vooruit wilden. Een week later was het weer raak, dit maal aan de achterkant van de koets. De wat nuchterder denkende gemeentebestuurders lieten nu door de veldwachter een onderzoek instellen met als resultaat: de aanhouding van een boerenzoon “op De Loo”. Hij bleek in een laken gehuld voor spook gespeeld te hebben. Maar ook later nog werden er verhalen over geestverschijningen bij het katholieke kerkhof verteld. En…. “’t spookt” er nog, zo ’t schijnt!
Na de Tweede Wereldoorlog sloeg helaas de verwaarlozing toe. De dodenakker raakte vol en sommige parochianen hechten ook niet meer zoveel waarde aan deze speciale plaats. De bekende Coevorder huisarts J.P.G. Bloemen was de eerste rooms-katholiek, die in 1967 op zijn uitdrukkelijke wens op de Algemene Begraafplaats ter aarde werd besteld. Anderen volgden en in 1975 werd een apart gedeelte ervan bestemd voor rooms-katholieken. Toen dit vol was, werden zij weliswaar in gewijde aarde, maar voortaan toch tussen andersdenkenden begraven. Het katholieke kerkhof was in 1975 als gesloten en het verviel letterlijk tot stiefkind van de parochie.
Dat was met name Bertus Blaauwgeers een doorn in het oog, want al zijn familieleden vanaf zijn grootouders lagen hier begraven. Er was in de jaren zestig ook nog eens “opruiming” gehouden, waardoor de zo kenmerkende cipressen voor het grootste gedeelte verdwenen waren. Bertus werd lid van de parochieraad en praatte jarenlang tegen dovemans oren tot Henk Weerink, die nog een half jaar te leven had, vroeg om evenals zijn voorgeslacht hier begraven te mogen worden. het verzoek werd ingewilligd en samen met Henk Hemel, Freddy Langeland en Jan Tinga ging Bertus zich nu inzetten voor het herstel van de begraafplaats.
Met een groep vrijwilligers werd “een heel paasvuur” hout verwijderd, dat ook inderdaad “op Klooster” aan de vlammen werd prijsgegeven. De paden werden opgeknapt, de stenen en zerken schoongemaakt en de kapel werd in in de oorspronkelijke kleuren gerenoveerd, waarbij ook de vroegere ornamenten weer werden aangebracht. De administratie bleek een chaos, maar gelukkig kon Bertus als stamboomonderzoeker heel veel overledenen terugvinden. Daarna werden rechthebbende familieleden opgezocht met de vraag een nieuwe overeenkomst aan te gaan. Alle grafrechten waren namelijk dertig jaar na sluiting, in 2005 dus, verlopen. Was men niet langer geïnteresseerd of bleken er geen nabestaanden meer te zijn, dan konden de graven geruimd worden.
Nu (2010) zijn er ruim tachtig grafplaatsen beschikbaar en het beheer is bij de kerkhofcommissie in goede handen. Bertus Blaauwgeers is officieel beheerder geworden en hij leidt mij met gepaste trots rond. Langs de oude graven van het echtpaar Neep-Bruins, van de gebroeders Kimman, de familie Lulf en natuurlijk langs de zerkenrij van de Dommers/Rikkers familie met als pronkstuk het monument van Lodewijk Bernhardus Johannes Dommers, de eerste burgemeester van Schoonebeek. Vreemd genoeg staat dat niet op zijn gedenkteken vermeld.
Er staan nog acht statige cipressen en de muur aan de binnenkant is grotendeels met klimop begroeid. Aangrijpend is het kaarsvormig monument voor de “ondergeschoven” kinderen naar een ontwerp van Huub Linssen. Zeven jaar geleden is het al onthuld en het toont een vertwijfelde moeder met lege handen. Gelukkig zijn deze onbarmhartige tijden voorbij en is er toch veel goeds gebleven. Zoals het “katholieke kerkhof” aan de Looweg met nog steeds de waarschuwende tekst bij de ingang. Zou het er nog spoken? In de maanverlichte nachten bijvoorbeeld?
Sta er eens een moment bij stil, overdag, bij dit monument, of ga er eens naar binnen.
Bron: Mo(nu)mentjes in Streek en Stad 2010 – Huib D. Minderhoud