De school was midden op de heide gebouwd.De eerste hoofdonderwijzer was meester Veldhuizen en hij kwam uit Jutphaas. Om de benoeming te krijgen kreeg hij de opdracht om Steenwijksmoer tot “leven” te brengen. Zangkoor, muziekvereniging, toneelclub en alles waardoor er een bloeiend dorp zou ontstaan. Toen ik bij meester Veldhuizen in de klas zat, wilde hij de omgeving van de school wat leuker maken.De heide voor de school moest zestig cm omgespit worden, de zogenaamde knakwortels er uit en rode grond naar boven.Veldhuizen kwam van oorsprong uit Jutphaas bij Utrecht en hij was de zoon van een dorpssmid.Ik heb vaak gedacht dat hij “de grond klaarmaken” van mijn papa had afgekeken.Dat klaarmaken moest op donderdagmiddag gebeuren, want dan hadden de meisjes van de klas handwerken.De jongens hadden dan handenarbeid en die gedurende de middag overbleven, hadden ’s morgens al een schop of een ballaster (een heel grote schop) meegenomen.Na het middageten vroeg ik papa om een schop en toen volgde het hele verhaal.Papa wist wel iets beters voor mij.Hij zei:”Ik stuur jou naar school om wat te leren.Werken, dat kun jij thuis wel doen en daar komt bij, ik moet nodig zand bij de kippenhokken hebben.Dus pak het paard maar en de wipkar en ga naar Herman Hermes (aan het wegje van bakker Mars) en haal maar zand op!”
Dus ik kwam iedere keer voor school langs met een kar met zand.Gek, maar de meester heeft dat de hele middag niet gezien.De volgende morgen was het eerste dat hij vroeg, waar ik de hele donderdagmiddag was geweest.Ik zei tegen de meester:”Dat hebt u toch wel gezien.Ik moest zand halen voor mijn papa.Papa stuurt mij naar school om te leren en niet om te werken” Veldhuizen zei toen:”Doe jouw papa de groeten en zeg maar tegen hem, dat ik daar niet van gediend ben en op school ben ik de baas.” De volgende donderdag kreeg ik weer geen schop mee en moest ik weer zand voor de kippen ophalen.De andere morgen zei de meester:”Zeg maar tegen jouw papa, dat hij er wel meer van zal horen!” Hij had het aan de schoolopziener doorgegeven.
Ongeveer veertig dagen later kwam er een statige politieagent op de fiets bij ons huis.”Weet jy war je vader is?”, vroeg hij mij.”Jawel, ik zal wel even meegaan”, was mijn antwoord.De politieman had een grote enveloppe bij zich met een brief erin.Het kwam er op neer, dat ik ontwetting van de school was thuisgebleven en dat hij een proces verbaal moest opmaken.”Wat onwettig!”, zei mijn papa,”iks tuur hem naar school om te leren.En als hij leren moet, dan is onze Henk er, maar als hij werken moet op school dan heb ik voldoende werk voor hem en daar is het mee uit.Meester Veldhuizen kan van mij de boom in.” Na wat heen en weer gepraat was de politieman het eigenlijk met mijn papa eens en hij wilde weer weggaan.Papa zei tegen hem:”Wil mijnheer een goeie sigaar voor de moeite?” Ja, dat wilde hij wel maar hij vroeg:”Mag ik hem dan vanvond oproken, want ik ben nog in diensttijd en dan mag ik niet roken.” Papa ging in huis om een sigaar op te halen en toen hij er mee terug was, deed de politieman zijn zwarte pet af en wat zat er in die pet? Nog wel vijf van die knoesten van sigaren.Hij kon de hele nacht wel gratis roken.het slot van dit ware verhaal is, dat wanneer er spitten was op school, ik thuis kon blijven.Aan het inrichten van de tuin later, met rozen en struiken, heb ik ook niet meegedaan.
Om de school bij de winterdag wat warmer te krijgen, moest er gestookt worden met turf en eierkolen.Naast de ingang van de school op het speelplein was een behoorlijk graat gat in de muur en een scheune sleuf naar de kelder.Er waren beneden twee kelders, waarvan een voor de opslag van turft of kolen en in de andere stond de verwarmingsketel.Als er turf werd aangevoerd, dan moesten de jongens van Veldhuizens klas de turf in dat gat gooien en beneden stonden er dan jongens om de turf op te stapelen.Er ging geregeld een galm naar boven van:”Niet zo snel, wij kunnen het niet aan” en als wij geluk hadden kwam er dan weer een van boven om beneden in de kelder mee te helpen.Met kolen ging het een beetje anders.De kolenboer gooide de zakken boven leeg en beneden moest alles dan met een schop worden verplaatst.
Pastoor Slosser kwam twee keer per week een half uur per klas Catechismusles geven.Verder was er elke morgen om 8.00 een Heilige Mis.Bijna alle kinderen gingen daar naar toe.Dit werd door de juffrouw of de meester bijgehouden en dat kwam ook op je rapport te staan.Vanaf de derde klas kregen wij meesters.De eerste meester van wie ik les kraag was meester Assen.Meester Assen had de gewoonte om de hele dag met zijn hoofd ‘nee’ te schudden ook als hij ‘ja’bedoelde.
Hij was de zoon van een “zandboer” aan het Stieltjeskanaal.Zijn moeder was Anna Soppe (een zuster van mijn moeder).Hij heeft tot 1946 les gegeven en is toen aa de Rooms-Katholieke school in Bedum hoofd der school geworden.In de vierde klas kreeg ik meester Eggen.Deze kwam van Slagharen.Vervolgens kwam ik in de vijfde klas bij meester Heskamp.Hij gaf eerst les aan de openbare school in Steenwijksmoer.Om zijn benoeming te krijgen, moest hij ook bepaalde prestaties gaan leveren.Meester Heskamp kon goed mondorgel spelen.Hij heeft ook jaren les gegeven aan een groepje jongeren uit ons dorp.
Verder was hij (dat moest hij) organist in de Rooms-katholiek kerk.Dit heeft hij gedaan tot aan zijn pension in 1974.Toen hij met pension ging, is hij direct als organist gestopt.Zijn verweer was:”Om onderwijzer te worden, moest ik dit en moest ik dat en dat heeft mij altijd dwars gezeten.”
het laatste jaar kwam ik in de hoogste klas ofwel de zesde klas.Van meester Veldhuizen mocht ik toen les ontvangen.Hij was behoorlijk streng en”politieagant” erbij.Als er in het dorp wat gebeurd was, werd het door hem via de schoolkinderen volledig uitgezocht.Het was vroeger zo, dat de pastoor, de hoofdonderwijzer en de dokter alles regelden.
Het doet mij nog altijd veel genoegen, dat ik in 1974 iets voor meester Heskamp mocht regelen.Hij ging toen met pension en ik reikte hem als wethouder de eremedaille in goud, verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau uit.